|
||||||||
Hier kennen we de man niet zo geweldig goed, maar over de grote plas is deze vanuit Seattle opererende fluitist een waar begrip. Al meer dan vijftig jaar lang is Stroutsos, die oorspronkelijk in de jazz actief was, dé referentie, als je het over “fluit spelen” hebt. Hij onderzoekt muziekstijlen uit alle windstreken en probeert zich zoveel mogelijk stijlen eigen te maken, wat bijna altijd resulteert in opnames met “originals”, van wie Stoutsos meent iets te kunnen leren. Dat siert de man, vind ik: als je wereldwijd als expert erkend wordt en toch nederig genoeg bent om met andere mensen aan de slag te gaan, dan ben je een grote persoonlijkheid, durf ik te denken. Voor deze CD ging hij bij de Hopi-stam te rade: hij is de gelukkige bezitter van één van de fluiten, die door de Hopi Indianen als heilig beschouwd worden en hij hing, samen met percussionist Matthew Nelson en zanger Clark Tenakhongya hoog in de bergen van de Öngtupqa -da’s de Hopi naam voor wat wij als de Grand Canyon kennen- een aantal liederen opnemen. Clark zingt, Matthew bespeelt allerlei kleipotten als percussie en Stroutsos bespeelt de fluit.Dat levert een dikke vijftig minuten heel bijzondere muziek op, die helemaal niet kan dienen als muzikaal behang, maar integendeel in volle aandacht beluisterd moet worden. Schoonheid is troef en al begrijp je geen jota van wat er gezongen wordt, je ontkomt als luisteraar toch niet aan de impact van deze nochtans in wezen bijzonder zachtaardige muziek. Hopi zijn nauw verbonden met de natuur en ze zijn heel erg godsdienstig. Daarnaast is er het respect voor het milieu en de erg duidelijke filosofie van de nietigheid van de mens: hij wordt geboren en groeit op in de Canyon en, als zijn lever en bijna op zit, keert hij ernaar terug om er te sterven. Zo eenvoudig kan het zijn. Wij hier in het Westen staan doorgaans een tikkeltje complexer in het leven, al zegt dat natuurlijk heel weinig over de kwaliteit van dat leven. Hoe het ook zij, Gary Stroutsos maakt hier, met de bescheidenheid die hem eigen is, een heel bijzondere, indringende plaat, die de cultuur en de leefwijze van de Hopi onder de aandacht wil brengen. Dat is op zich al voldoende belangrijk, maar daarnaast is de plaat ook muzikaal redelijk indrukwekkend: nergens wordt er moeilijk gedaan, nergens wordt er ook maar één noot teveel gespeeld. Dat maakt de beluistering van deze CD tot zo’n straffe belevenis: als je er niet volledig in opgaat, zou het best kunnen dat je de muziek zelfs op het randje van irritant gaat vinden. Lukt het je wel om je erin onder te dompelen, dan ontdek je bijzonder mooie muziek, die weliswaar ongewoon is, maar des te aantrekkelijker wordt, naarmate je ze vaker gaat horen. Misschien wel een beetje “voor gevorderden”, maar het moet toch niet allemaal makkelijk verteerbaar zijn? (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||